Het verhoor door de onderzoeksrechter: welke strafbare feiten worden mij ten laste gelegd?

Stel: u wordt gearresteerd door de politie en voor de onderzoeksrechter gebracht die een beslissing moet nemen over uw eventuele aanhouding en opsluiting in de gevangenis (zogenaamde “voorleiding bij de onderzoeksrechter”). Dan voorziet de Wet op de Voorlopige Hechtenis in artikel 16 dat de onderzoeksrechter, vooraleer een bevel tot aanhouding te verlenen, u moet verhoren over de tenlastegelegde feiten. Zonder voorafgaand verhoor door de onderzoeksrechter kan geen geldig bevel tot aanhouding worden afgeleverd zodat deze vereiste dan ook essentieel is. Bij gebreke aan voorafgaand verhoor door de onderzoeksrechter, moet u als verdachte terug in vrijheid worden gesteld.

De onderzoeksrechter moet ook zelf dit verhoor uitvoeren en kan dit dus niet laten uitvoeren door de politie. Wel kan de onderzoeksrechter zich voor dit verhoor laten vervangen door een collega, indien hijzelf bijvoorbeeld verhinderd is.

De bedoeling van dit voorafgaand verhoor door de onderzoeksrechter is dat u als verdachte reeds een eerste gelegenheid krijgt om de tenlastegelegde feiten eventueel te betwisten. Ook is de bedoeling van dit verhoor dat u aan de onderzoeksrechter alle nuttige informatie kan geven over bv. uw werksituatie, uw familiale toestand of dat u andere nuttige elementen kan aanbrengen die een invloed kunnen hebben op zijn beslissing om u al dan niet aan te houden.

De bedoeling is dan ook dat door dit voorafgaand verhoor, de onderzoeksrechter in de mogelijkheid wordt gesteld om een weloverwogen beslissing te nemen over het lot van een verdachte. Een voorlopige hechtenis in de gevangenis is namelijk bijzonder ingrijpend. U wordt als verdachte dan beroofd van één van de meest elementaire mensenrechten, namelijk uw persoonlijke vrijheid. Bovendien brengt een voorlopige hechtenis vaak verlies van werk mee, relationele problemen, financiële zorgen e.d.m.

Alleszins is van groot belang dat u voorafgaand aan het verhoor voldoende in kennis wordt gesteld van het exacte feit waarover het verhoor zal gaan en waar u concreet van verdacht wordt. Vaak wordt aan verdachten louter in vage bewoordingen medegedeeld waarover het verhoor zal gaan (bv. “deelname aan een criminele organisatie” of “witwassen”), zonder dat concreet wordt gezegd welk strafbaar feit ten laste wordt gelegd.

U kan zich als verdachte maar op nuttige wijze verdedigen, als u voorafgaand aan het verhoor weet van welk strafbaar feit u precies wordt verdacht.

Een belangrijke rol hierin is weggelegd voor uw advocaat, die er tijdens het verhoor op moet toezien dat u als verdachte voldoende in kennis werd gesteld van het strafbare feit waarvan u wordt verdacht.